Hoofdstuk tweeëndertig

Ik stond op en liep discreet naar mijn vader toe. Ik keek niet goed voor me en botste per ongeluk tegen iemand op.

"Oh mijn god! Sorry," zei ik zonder op te kijken.

"Het is oké, maak je geen zorgen!," zei de persoon en liep weg. Ik keek naar de terugtrekkende figuur, er was iets bekends aan haar, ...

Log in en ga verder met lezen