HOOFDSTUK 251

DAMIEN

"Mijn halfbroer," spuugde ik, het woord zuur op mijn tong.

"De gouden jongen. Degene die iedereen verdomme adoreert. Degene die alles had zonder ooit een vinger uit te steken." Mijn stem werd luider, brak bijna in een grom.

"Geboren met een zilveren lepel in zijn mond—zijn moeder's gel...

Log in en ga verder met lezen